In 1893 was de fanfare Sint-Jozefsgilde een feit. Deze werd opgericht onder impuls van de eerste pastoor Edmond Van Beylen van de in 1889 opgerichte paraochie Sluis. Het was zijn bedoeling om onder de werklieden van de parochie een sociale groep te vormen voor amusement na het werk, zoals vorming, zang, toneel en muziek ( voorloper van de Katholieke Werkmansbond ) Het bestuur ervan bestond uit E.H.Edm. Van Beylen (voorzitter), Joseph Van Eeckeren (schatbewaarder) en Joseph Geerts (schrijver). Als 'muziekmeester' werd Frans Melis aangesteld. Hun feestdag was 19 maart. Door toneelopvoeringen (door bevriende verenigigingen, uit solidatariteit), tombola's, giften van de zandgroeven en een onvermoeibare inzet van pastoor Van Beylen, moest en zou er zaad in't bakske komen voor de aanschaf van instrumenten en het bouwen van een eigen lokaal. Door de bewonderenswaardige aanpak werd dit lokaal nog hetzelfde jaar gebouwd in de Sluisstraat en op 24 oktober 1893 met grote luister ingehuldigd. Met grote ijver legden jongemannen van Sluis er zich op toe muziek te leren, vanaf de eerste noot, onkundig als ze nog waren in de notenleer. Dat die inzet niet vruchteloos was, bewezen zij reeds het jaar daarop, door in juni 1894 triomfantelijk met hun instrumenten naar buiten te komen voor een uitstap naar Mol. In 1900 bestond de fanfare uit 32 muzikanten en 40 ereleden. In 1910 werd Frans Melis opgevolgd door de heer Pelckmans uit Mol. Naar het schijnt lustte deze 'de borrel' nogal goed, zodat de fanfare weinig vooruitgang boekte... Als derde dirigent werd beroep gedaan op Jozef Peeters uit Mol, een virtuoos op de piston. Geleidelijk kwam er verbetering van kwaliteit. Geregeld nam men deel aan muziekfestivals en meerdere aandenkingsmedailles werden meegebracht. Ook kwamen er al 'Ouvertures' op de lessenaar. Sommigen jongeren legden zich toe op muziekleermehode en werden zo bekwame muzikanten. Dezen gingen geregeld op de kermissen spelen met een orkest.